Als u meerdere bv’s bezit, kunt u ervoor kiezen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting aan te gaan. De winst van alle bv’s in de fiscale eenheid wordt dan bij elkaar geteld en samen belast, ervan uitgaande dat er maar één belastingplichtige voor de vennootschapsbelasting is.
Voorwaarden aangaan fiscale eenheid
Niet alle bv’s kunnen zomaar een fiscale eenheid met elkaar vormen. Alleen als voldaan is aan de volgende voorwaarden kan om een fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting verzocht worden:
- De moedervennootschap bezit ten minste 95% van het gehele juridische en economische eigendom in het nominaal gestorte aandelenkapitaal van de dochtervennootschap. Dit aandelenbezit vertegenwoordigt ten minste 95% van de statutaire stemrechten in de dochtervennootschap. In alle gevallen moet het aandelenbezit recht geven op ten minste 95% van de winst en ten minste 95% van het vermogen van deze dochtervennootschap.
- De boekjaren van de deelnemende bv’s moeten samenvallen. Er geldt een uitzondering wanneer een bv in de loop van het jaar wordt opgericht.
- Alle deelnemende bv’s moeten dezelfde winstbepalingsregels hanteren.
- Zowel de moedervennootschap als de dochtervennootschap(pen) moet(en) feitelijk in Nederland zijn gevestigd.
- De moedermaatschappij mag de aandelen in de dochtermaatschappij niet als voorraad aanhouden.
Voor- en nadelen
Een belangrijk voordeel van een fiscale eenheid is dat u verliezen van bv’s onderling kunt verrekenen, zodat er direct minder belasting wordt betaald. Een belangrijk nadeel is dat er maar één keer geprofiteerd kan worden van het lage Vpb-tarief van 19% tot een winst van € 200.000.
Casus: twijfel over economische eigendom
Voor het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden speelde een zaak waarbij een bv de juridische eigendom van de aandelen van een andere bv bezat, maar twijfel bestond of de bv ook de economische eigendom van de aandelen bezat en dit aan de gewenste fiscale eenheid in de weg zou kunnen staan.
Vooraf overeengekomen verkoopprijs
Het Hof stelde vast dat voor de vorming van een fiscale eenheid ook de economische eigendom van de aandelen voor minstens 95% in bezit moet zijn. Het Hof stelde vast dat de bv niet de economische eigendom van de aandelen bezat. Er was namelijk vooraf overeengekomen dat de aandelen in de dochter-bv op een vooraf vastgesteld moment en tegen een vooraf vastgestelde prijs weer zouden worden verkocht. Eventuele wijzigingen van de waarde van de aandelen kwamen dus niet voor rekening van de moedermaatschappij. Hierdoor liep de moedermaatschappij geen economisch risico.
Geen opgewekt vertrouwen
De moedermaatschappij voerde nog aan dat er sprake was van opgewekt vertrouwen, omdat de inspecteur via een beschikking de fiscale eenheid had bekrachtigd. Het Hof ging hier echter niet in mee, omdat de moedermaatschappij zelf had aangegeven wél over de economische eigendom van de aandelen in de dochter-bv te beschikken. Nu dit niet het geval bleek, was de inspecteur niet gebonden aan de op basis van foutieve informatie afgegeven beschikking. De bv’s konden derhalve geen fiscale eenheid aangaan.