Op Prinsjesdag 2022 is een nieuwe wijze van berekening van de box 3-heffing voorgesteld. Deze berekening lijkt op de wijze waarop momenteel rechtsherstel wordt geboden voor box 3. Nieuw ten opzichte van dit rechtsherstel is echter de bepaling over de peildatumarbitrage.
Let op! Als de Tweede en Eerste Kamer akkoord gaan, kan deze peildatumarbitrage per 1 oktober, dus nu al, werking hebben.
Nieuwe berekening box 3 in 2023
Als de plannen door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen, geldt per 1 januari 2023 een nieuwe berekening van de box 3-heffing. Grofweg betekent dit dat het vermogen wordt verdeeld in drie categorieën: banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Elke categorie kent haar eigen rendementspercentage. Deze percentages zijn op dit moment nog niet bekend, maar voor banktegoeden zal dit veel lager zijn dan voor de overige bezittingen. Het percentage voor de schulden zal, afgaande op de cijfers tot en met 2021, ongeveer in het midden liggen.
Peildatumarbitrage
De box 3-heffing wordt slechts één keer per jaar bepaald: op 1 januari. Daarom kan het voor u fiscaal aantrekkelijk lijken om overige bezittingen (bijvoorbeeld aandelen) vlak voor 1 januari 2023 te verkopen en tijdelijk om te zetten in banktegoeden waarna u ná 1 januari 2023 weer overige bezittingen koopt. Hetzelfde zou u kunnen doen met schulden, door het vlak voor 1 januari 2023 aangaan van meer schulden waarmee u uw banktegoeden verhoogt.
Het kabinet vindt dit ongewenst en stelt daarom een bepaling voor die regelt dat dit soort handelingen rondom 1 januari worden genegeerd. Dat betekent bijvoorbeeld dat de overige bezittingen die u vlak voor 1 januari verkoopt en omzet in banktegoeden, dan op 1 januari 2023 mogelijk toch worden aangemerkt als overige bezittingen en tegen het hoge rendementspercentage worden belast.
Arbitrageperiode
De periode waarbinnen van peildatumarbitrage sprake kan zijn, bedraagt drie maanden rondom de peildatum. Dit betekent dat deze periode op haar vroegst op 1 oktober kan starten (en dan loopt tot 1 januari) of op haar laatst kan eindigen op 31 maart (en dan begint op 1 januari).
Tip! Alle handelingen vóór 1 oktober en ná 31 maart worden in ieder geval nooit door de peildatumarbitragebepaling getroffen. Datzelfde geldt voor vermogensbestanddelen die weer verkocht/aangekocht worden meer dan drie maanden na de oorspronkelijke transactie.
Voorwaarden en tegenbewijs
Vallen uw transacties binnen de periode van drie maanden, dan worden deze alleen genegeerd als voldaan wordt aan de voorwaarden én u niet aannemelijk kunt maken dat er zakelijke overwegingen ten grondslag lagen aan de transacties.
Let op! Zakelijke overwegingen moeten altijd niet-fiscale overwegingen zijn.
Tip! De regeling is niet eenvoudig. Neem daarom voor de toepassing van de voorwaarden en de mogelijkheid van tegenbewijs in uw specifieke situatie contact op met een van onze adviseurs.
Let op! De plannen om een peildatumarbitragebepaling in de wet op te nemen, zijn nog niet definitief, maar moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen.