De staatssecretaris heeft de doelgroepen bekendgemaakt die straks een beroep kunnen doen op de recente box 3-arresten van de Hoge Raad. Valt u onder een van deze doelgroepen?
Recente box 3-arresten Hoge Raad
In de recente arresten oordeelde de Hoge Raad dat u in box 3 het – door de Hoge Raad gedefinieerde - werkelijke rendement in aanmerking mag nemen als dit lager is dan het wettelijke forfaitaire rendement. De Hoge Raad gaf daarbij aanwijzingen over hoe het werkelijke rendement berekend moet worden. Zo oordeelde de Hoge Raad bijvoorbeeld dat het gaat om het nominale werkelijke gerealiseerde én ongerealiseerde rendement zonder rekening te houden met inflatie en zonder aftrek van kosten.
De staatssecretaris gaf in juli en september 2024 een nadere invulling aan de aanwijzingen van de Hoge Raad. Zo gaf de staatssecretaris bijvoorbeeld aan dat het eigen gebruik van een onroerende zaak ook onderdeel is van het werkelijke rendement.
Tegenbewijsregeling
De staatssecretaris geeft aan dat hij de wijze waarop het werkelijke rendement volgens de methodiek van de Hoge Raad moet worden berekend nu heeft ingevuld. De invulling wordt in een wetsvoorstel opgenomen dat naar verwachting in het eerste kwartaal 2025 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Met dit wetsvoorstel ontstaat er een wettelijke tegenbewijsregeling als het werkelijke rendement in box 3 - berekend volgens de methodiek van de Hoge Raad - lager is dan het forfaitaire rendement. Beoogd is om de wet per 1 juni 2025 in te laten gaan.
Komt u in aanmerking voor de tegenbewijsregeling?
De staatssecretaris heeft ook bekendgemaakt wie er in aanmerking kan komen voor de tegenbewijsregeling.
- Voor de belastingjaren vanaf 2021 komt elke belastingplichtige in aanmerking voor de tegenbewijsregeling.
- Voor het belastingjaar 2020 komt u alleen in aanmerking als uw definitieve aanslag op 21 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond (of op dat moment nog opgelegd moest worden) én u in de periode tot eind 2025 een verzoek om ambtshalve vermindering doet (of dat al heeft gedaan).
- Voor het belastingjaar 2019 geldt hetzelfde als voor 2020, met het verschil dat het verzoek om ambtshalve vermindering nog maar tot uiterlijk eind 2024 mogelijk is.
- Voor de belastingjaren 2018 en 2017 komt u alleen in aanmerking voor de tegenbewijsregeling als uw definitieve aanslag meeliep in de massaalbezwaarprocedure of ontvangen is ná het kerstarrest. Daarnaast moet u ook voor het belastingjaar 2018 uiterlijk 31 december 2023 én voor het belastingjaar 2017 uiterlijk 31 december 2022 een verzoek om ambtshalve vermindering hebben ingediend.
Let op! Het feit dat u in aanmerking komt voor de tegenbewijsregeling betekent niet dat straks per definitie uw box 3-aanslag verminderd wordt. Hiervoor moet uw werkelijke rendement lager zijn dan het forfaitaire rendement. Houd er rekening daarbij mee dat wat u wellicht verstaat onder werkelijk rendement anders is dan de invulling die de Hoge Raad daaraan gaf in de recente box 3-arresten.
Actie?
U kunt nu nog geen gebruikmaken van de tegenbewijsregeling. Deze moet eerst nog in een wetsvoorstel worden opgenomen en daarna door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen. De beoogde inwerkingtreding is 1 juni 2025 en waarschijnlijk kunt u pas vanaf dat moment in actie komen.
Let op! In sommige gevallen moet u toch al eerder in actie komen. Overleg daarom altijd met onze adviseurs als uw een definitieve aanslag ontvangt. Mogelijk is het verstandig om uw rechten veilig te stellen en tijdig bezwaar te maken tegen de aanslag. Ook kan het nog nodig zijn om uiterlijk 2024 een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen tegen uw onherroepelijk vaststaande aanslag 2019. Overleg ook daarover met onze adviseurs.
Nieuw box 3-stelsel
De wijze waarop de Hoge Raad het werkelijke rendement invult onder het huidige box 3-stelsel en de nadere invulling die de staatssecretaris hieraan geeft, staan los van het nieuwe box 3-stelsel. Hiervan werd onlangs bekend dat volledige invoering van dit nieuwe stelsel per 2027 onzeker is. De Belastingdienst heeft namelijk aangegeven onvoldoende capaciteit te hebben om het stelsel volledig in te laten gaan in de vorm waarin dit nu is opgenomen in een conceptwetsvoorstel. De staatssecretaris onderzoekt daarom welke alternatieven wel haalbaar zijn, bijvoorbeeld gefaseerde invoering.