Sla menu over
Kwaliteit die verbindt

Dialoogvragen

Om op uw kantoor de dialoog over Cultuur en Gedrag te starten, hebben wij een reeks vragen opgesteld. U kunt deze (of een selectie daarvan) met uw medevennoten bespreken. Nog beter is het om met uw medewerkers hierover in gesprek te gaan. Heeft u hierbij hulp nodig, dan begeleiden wij dit proces voor u.

Leiderschap

  • Geeft de leiding met haar eigen (voorbeeld)gedrag een consistent signaal af waar het gaat over de focus op kwaliteit?

Kwaliteit

  • Hoe komt het dat medewerkers in de controlepraktijk de kwaliteitscultuur als sterker ervaren dan de medewerkers gemiddeld in de gehele organisatie?
  • Wat betekent dit voor de op kwaliteit gerichte multidisciplinaire samenwerking?

Beloningsstructuur

  • In hoeverre wordt de beoordeling en beloning ervaren als een evenwichtige reflectie van het kwaliteitsstreven?
  • Is beloning in voldoende mate gekoppeld aan geleverde kwaliteit?

Imago beroep

  • Leggen wij voldoende verantwoording af over kwaliteit? Communiceert de organisatie voldoende proactief zowel intern als extern over kwaliteitsbeleid en genomen maatregelen?

Ontwikkelingsmogelijkheden/Open foutencultuur

  • Durven medewerkers met elkaar bespreekbaar te maken waar kennis te kort schiet, als er fouten zijn gemaakt, of als er dilemma’s worden ervaren?
  • Zowel op organisatieniveau als binnen het (veiliger?) teamverband?

Dialoog naar aanleiding van uitkomsten cultuurmeter

  1. Visie op kwaliteitsgerichte cultuur: wordt er gerefereerd aan een gemeenschappelijk kader over kwaliteit? Spraken het bestuur en de partners zich uit over hun visie op kwaliteit? Is het voor medewerkers duidelijk hoe zij kunnen bijdragen aan de kwaliteit van het werk?
  2. Voorbeeldgedrag: laten bestuur en partners in hun gedrag concreet zien wat het kantoor verstaat onder een kwaliteitsgerichte cultuur? Zijn leidinggevenden oprecht geïnteresseerd in het leveren van kwaliteit? Zijn leidinggevenden aanspreekbaar?
  3. Tijd en middelen: is er voldoende tijd ingepland voor een controleopdracht? Reageren leidinggevenden actief op signalen over werkdruk? Hebben medewerkers voldoende tijd om hun accountantsopleiding te kunnen volgen?
  4. Lerend vermogen in de organisatie: wordt er actief geïnvesteerd in medewerkers om een volwaardig beroepsbeoefenaar te worden? Worden de uitkomsten van kwaliteitsreviews gedeeld om er samen van te leren? Krijgen medewerkers de mogelijkheid om hun ethisch bewustzijn te ontwikkelen? Worden leidinggevenden geëvalueerd door de medewerkers?
  5. Lerend vermogen van de medewerker: krijgen junioren voldoende begeleiding van senioren? Durven medewerkers aan te geven dat zijn of haar kennis tekort schiet? Worden fouten binnen het kantoor besproken? Worden dilemma’s met elkaar gedeeld om er samen van te leren?
  6. Lerend vermogen binnen het team: wordt informatie die belangrijk is voor een opdracht onderling gedeeld? Is er dialoog mogelijk over afwijkende opvattingen van individuele teamleden? Worden spanningen of dilemma’s besproken binnen het team? Wordt het functioneren van een team door het team zelf besproken?
  7. Beloningsbeleid: worden medewerkers op basis van objectieve criteria beoordeeld op hun functioneren? Is beloning een evenwichtige waardering voor het geleverde werk? Worden medewerkers gewaardeerd voor hun inzet om te komen tot een goede kwaliteit?
  8. Dialoog beroepsontwikkeling: worden externe ontwikkelingen over het beroep besproken binnen het kantoor? Profileert het kantoor zich in het maatschappelijk debat over de kwaliteit van de accountancy? Wordt er verschil ervaren tussen de externe berichtgeving over de accountancy en de kwaliteit die het kantoor zelf levert?