Sla menu over
Thuis in uw branche
Publicatiedatum: 11-6-2024

De 6 juni arresten: op naar de vermogensaanwasbelasting!

Fiscaal Nederland heeft duidelijkheid gekregen van de Hoge Raad. In een doorwrocht en helder arrest is de visie van de Hoge Raad op box 3 duidelijk geworden. In het verlengde van het Kerstavondarrest oordeelt de Hoge Raad dat de belastingheffing over de overige bezittingen in strijd is met het EVRM. 

Dit omdat ten aanzien van de overige bezittingen sprake is van een veronderstelde mix aan bezittingen met veronderstelde rendementen die gezamenlijk tot het forfaitaire rendement voor overige bezittingen leiden. Die systematiek leidt ertoe dat ongelijkheid ontstaat tussen belastingplichtigen omdat de individuele rendementen zowel opwaarts als neerwaarts kunnen afwijken van dat forfaitaire rendement. Onfortuinlijke beleggers worden zwaarder belast dan fortuinlijke beleggers. Dat is discriminerend. Het systeem leidt er ook toe dat belastingplichtigen kunnen worden aangeslagen voor een rendement dat hoger is dan hun werkelijke rendement. Voor de Hoge Raad reden zowel de herstelwet als de overbruggingswet in strijd te oordelen met het EVRM. Het is fijn dat de Hoge raad dit direct meldt ten aanzien van de overbruggingswet: dat scheelt weer veel discussies en vooral ook (bezwaar)procedures over de overbruggingswet. 

De Hoge Raad legt een duidelijk plafond in het te belasten fiscale rendement. Dat mag nooit hoger zijn dan het werkelijke rendement. Uitgangspunt blijft het wettelijke forfaitaire rendement, maar belanghebbenden mogen aannemelijk maken dat hun werkelijke rendement in het jaar lager is geweest. De bewijslast dat dit zo is, ligt dus nadrukkelijk bij de belastingplichtige zelf. Die moet aan de hand van zijn eigen gegevens een soort van box 3-resultatenrekening maken waaruit volgt dat het werkelijke inkomen lager is. Hoe dat werkelijke rendement moet worden bepaald, heeft de Hoge Raad gelukkig ook aangegeven.

Het werkelijke rendement is bepaald op de werkelijke inkomsten, bijvoorbeeld bestaande uit ontvangen rente, dividend, pachttermijnen, huurinkomsten etc. Tegelijkertijd tellen gerealiseerde maar ook ongerealiseerde rendementen mee. Waardedalingen en waardestijgingen in het bewuste jaar op bijvoorbeeld aandelen worden ook meegeteld als werkelijk inkomen. Daarmee introduceert de Hoge Raad een vermogensaanwasbelasting zoals het Kabinet die ook als hoofdsysteem voor de nieuwe box 3 per 2027 voorstelt. Met inflatie hoeft volgens de Hoge Raad geen rekening te worden gehouden en per saldo verliezen van het ene jaar zijn niet verrekenbaar met per saldo positief werkelijk inkomen in een ander jaar. Uitgezonderd de rentekosten van box 3 schulden, zijn kosten niet aftrekbaar. Met name op het punt van het niet in aftrek toelaten van kosten, bestaat kritiek op het arrest. Wat mij betreft is de keuze van de Hoge Raad echter begrijpelijk en vooral te billijken. Onder het systeem van de Wet IB 1964 is uitgebreid geprocedeerd over de vraag wat aftrekbare kosten zijn en wat niet. Door nu simpelweg te oordelen dat kosten niet aftrekbaar zijn, wordt die discussie voorkomen en dit komt de praktische uitvoerbaarheid zeker ten goede. Dat geldt ook ten aanzien van de beslissing dat in principe geen rente wordt vergoed over de box 3 belastingteruggaven. Ook dat draagt bij aan een eenvoudiger systeem om het rechtsherstel af te werken.

Ongetwijfeld zullen de komende tijd de nodige nuances en verdere vragen naar voren komen. Zeker ten aanzien van kosten bij verhuur van onroerende zaken wordt van belang hoe contracten tussen de eigenaar en de gebruiker/huurder zijn vormgegeven. Een voorbeeld: bij een zogenoemd triple net contract draagt de huurder de (meeste) onderhoudskosten. De huur is dan lager dan bij een regulier contract. Voor vastgoedeigenaren met triple net contracten komen in economische zin de kosten wel in aftrek omdat de huur lager is. Zo ontstaan verschillen tussen belastingplichtigen afhankelijk van de contractuele afspraken over wie verantwoordelijk is voor welke kosten. Voor een vastgoedbelegger die aanzienlijke onderhoudskosten maakt, bijvoorbeeld om het vastgoed energieneutraal te krijgen, is het ook zuur dat de kosten niet aftrekbaar zijn, terwijl de eventuele door die kosten veroorzaakte waardestijging wel wordt meegeteld als werkelijk inkomen. Ook ontstaan verschillen tussen belastingplichtigen met bezittingen waaraan aanzienlijke onderhoudskosten zijn verbonden en belastingplichtigen voor wie de onderhoudskosten beperkt zijn. Het laatste woord over met name dit aspect zal nog niet zijn gezegd.

Interessant is uiteraard wat de consequenties van deze beslissingen zijn, niet alleen budgettair, maar ook voor het nieuwe box 3 stelsel. De nieuwe box 3 zoals die per 2027 in werking zou moeten treden, wordt volgens de huidige plannen gebaseerd op een vermogensaanwasbelasting. Zo’n systeem heeft de Hoge Raad nu ook gevolgd ter bepaling van het werkelijke rendement dat als plafond geldt voor het fiscale box 3 inkomen. Volgens mij is de conclusie dan snel getrokken dat die voorgestelde vermogensaanwasbelasting volgens de Hoge Raad niet strijdig zal zijn met het EVRM. Dat geldt vermoedelijk ook voor de partiële vermogenswinstbelasting voor onroerende zaken en voor bepaalde aandelen. Zowel de vermogensaanwas- als vermogenswinstbelasting zullen immers nooit meer inkomen in aanmerking nemen dan hetgeen werkelijk is gerealiseerd. De hoofdlijn van de nieuwe box 3 lijkt dan ook EVRM proof. Dat geldt ook voor de voorgestelde aftrekbeperkingen voor bepaalde kosten in de nieuwe box 3. In de 6-juni arresten heeft de Hoge Raad immers ook kosten van aftrek uitgesloten bij de bepaling van het werkelijke rendement. Ook heeft de Hoge Raad goedgekeurd dat de inflatie wordt genegeerd, hetgeen ook in de voorgestelde nieuwe box 3 aan de orde is.

Kortom, de Hoge Raad heeft met deze 6 juni arresten niet alleen een duidelijk oordeel geveld over de herstelwet en de overbruggingswet. Ook de voorgestelde nieuwe box 3 wordt impliciet goedgekeurd; het fundament daarvan voldoet ook aan de eisen van het EVRM. Voor de wetgever is dat goed nieuws omdat discussies daarover in de kiem worden gesmoord. Maar ook voor mij. In mijn proefschrift uit 2009 pleitte ik immers voor de invoering van een vermogensaanwasbelasting. Dat lijkt nu daadwerkelijk te kunnen gaan gebeuren. Op naar de nieuwe box 3!

Reacties graag naar vaktechniek@sra.nl

Bekijk alle opinie artikelen

Auteur

Ruud van den Dool

dr. Ruud van den Dool

dr. Ruud van den Dool is verbonden aan het bureau Vaktechniek Fiscaal van SRA, universitair hoofddocent fiscale economie aan de Universiteit van Amsterdam en zelfstandig gevestigd fiscalist.