Sla menu over
Thuis in uw branche
  • Auteur:Ruud van den Dool
  • Publicatiedatum:29-04-2015

Mogelijke toekomstige wetswijzigingen en de winstbepaling

De fiscale winstbepaling is in de loop der jaren steeds complexer geworden. Van oorsprong bepaalde goedkoopmansgebruik de omvang van de in een jaar behaalde fiscale winst. Tegen deze open norm bestond oorspronkelijk veel kritiek omdat deze voor belastingplichtigen tot onduidelijkheid leidde. In de loop der jaren is door de jurisprudentie goedkoopmansgebruik in toenemende mate uitgekristalliseerd en ontstond de gewenste duidelijkheid. Helaas is de wijze van winstbepaling in de loop der tijd evenwel niet zonder meer inzichtelijker geworden.

Maatschappelijke ontwikkelingen, maar ook door de wetgever onwenselijk geachte uitkomsten van de jurisprudentie hebben geleid tot een veelheid aan inbreuken op goed koopmansgebruik. Ook het totaalwinstbeginsel is in toenemende mate onderhevig aan ingrijpen door de wetgever. Denk willekeurig aan voorbeelden als de waardering van pensioenverplichtingen, de beperkingen uit hoofde van de Oort-kosten, de afschrijvingsbeperkingen, uitbreidingen en inperkingen in de deelnemingsvrijstelling, de objectvrijstelling et cetera.

Landbouwvrijstelling

In toenemende mate moeten belastingplichtigen bij de jaarlijkse winstbepaling ook rekening houden met de toekomst. Een goed voorbeeld daarvan is te vinden in een recente conclusie van de A-G bij de Hoge Raad. Hij heeft conclusie gewezen in procedures over de landbouwvrijstelling. Op zich raakt die vrijstelling een afgebakende groep belastingplichtigen, maar de problematiek als zodanig raakt eenieder.

Waar gaat het om? Er bestond en bestaat de vrees bij agrarisch ondernemers dat de landbouwvrijstelling zal worden afgeschaft. Hoewel daar op zich goede redenen voor bestaan (waar ik nu niet verder op in zal gaan), is daarvan vooralsnog concreet geen sprake. Uit angst voor de afschaffing en vooral uit angst dat de thans aanwezige stille reserves uiteindelijk toch belast zullen worden, hebben agrarisch ondernemers in grote aantallen voorgesorteerd. Zij hebben de landbouwgronden waarop de vrijstelling van toepassing is, niet langer gewaardeerd op kostprijs minus afschrijvingen, maar geherwaardeerd tot de zogenoemde WEVAB-waarde. Vervolgens zal de grond jaarlijks op die waarde worden gewaardeerd. Er is dus een stelselwijziging toegepast.

Die stelselwijziging leidt tot twee principiële vragen:

  1. Is jaarlijkse herwaardering volgens goed koopmansgebruik toegestaan?
  2. Is de stelselwijziging als zodanig toegestaan of is die verboden omdat sprake is van een incidenteel fiscaal voordeel?

Voorzichtigheidsbeginsel

Beide vragen zijn voor de praktijk van belang. Ten aanzien van de eerste vraag oordeelt de AG dat herwaardering als zodanig is toegestaan. Weliswaar wordt daardoor eerder winst genomen dan op het realisatiemoment, maar omdat op de winst een vrijstelling van toepassing is, is geen sprake van strijdigheid met het voorzichtigheidsbeginsel. Uit zijn oordeel kan ook worden afgeleid dat waardering van deelnemingen op de werkelijke waarde is toegestaan, mits daarop de deelnemingsvrijstelling van toepassing is. Uiteindelijk meent de AG echter toch dat de herwaardering van landbouwgronden niet is toegestaan. De reden daarvoor is dat naar zijn oordeel met de herwaardering is beoogd te voorkomen dat bij een toekomstige wetswijziging de stille reserves uiteindelijk toch worden belast.

Gezien de jurisprudentie van de Hoge Raad heeft een wetswijziging op grond waarvan een vrijstelling wordt afgeschaft of ingeperkt echter ook betekenis voor al aanwezige stille reserves. Ook die worden door die wetswijziging getroffen en dus uiteindelijk belast. Dat is alleen anders als de wetgever overgangsrecht hanteert. Of de wetgever dat bij een afschaffing of inperking van de landbouwvrijstelling echter zou hanteren is onduidelijk. Om die reden meent hij dat door een herwaardering nu, een mogelijke toekomstige wetswijziging wordt gefrustreerd. Dit is naar zijn oordeel een incidenteel voordeel waardoor de herwaardering niet is toegestaan. Dat belastingplichtige jaarlijks waardeert op de WEVAB en de stelselwijziging dus in een reeks van jaren toepassing vindt, doet daar niet aan af. Een belangrijke conclusie.

Hopelijk zal de Hoge Raad over deze principiële kwestie snel duidelijkheid creëren. Dan krijgen wij hopelijk ook duidelijkheid over de vraag of de werking van goed koopmansgebruik niet alleen wordt beïnvloed door gegevens na balansdatum, maar ook door hypothetische mogelijke toekomstige wetswijzigingen. Als de Hoge Raad zou oordelen dat daarmee inderdaad rekening moet worden gehouden, kan de fiscalist in ieder geval de glazen bol tot zijn standaardbureau-uitrusting gaan rekenen.

 

Bekijk alle opinie artikelen