Inleiding
Met aanname van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (bij het grote publiek met name bekend onder de afkorting Wet DBA) werd op 1 mei 2016 de VAR-verklaring afgeschaft. Tot die tijd bood de VAR de opdrachtgever zekerheid over het al dan niet moet inhouden van loonheffingen. Het was de bedoeling dat opdrachtgevers en opdrachtnemers vanaf 1 mei 2016 alleen nog zekerheid zouden krijgen bij gebruik van de zogenoemde modelovereenkomsten.
Handhavingsmoratorium
Oorspronkelijk was een transitieperiode voorzien van 1 mei 2016 tot 1 mei 2017. In die periode zou de Belastingdienst niet handhaven maar alleen meer opvoedend acteren bij zogenaamde schijnzelfstandigheid. Dit zogenaamde handhavingsmoratorium is - in iets beperktere vorm - echter keer op keer verlengd. Dit handhavingsmoratorium, waarbij alleen gehandhaafd wordt bij kwaadwillenden en anderen in eerste instantie alleen aanwijzingen krijgen, eindigt per 1 januari 2025.
Vanaf 2025 gaat de Belastingdienst weer volledig handhaven als bij de beoordeling van een arbeidsrelatie sprake blijkt te zijn van een (fictieve) dienstbetrekking die niet als zodanig is aangemerkt tussen partijen. De Belastingdienst zorgt wel voor een zogenaamde zachte landing bij de handhaving op schijnzelfstandigheid. Zo krijgen bedrijven en organisaties over het kalenderjaar 2025 nog geen (verzuim- en/of vergrijp-)boetes opgelegd. Ook zal de Belastingdienst bij een bedrijfsbezoek eerst een waarschuwing geven voordat er een boekenonderzoek (controle) wordt ingesteld. Bij het opleggen van naheffingen houdt de Belastingdienst rekening met het handhavingsmoratorium en corrigeert dus alleen met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2025. Correcties met terugwerkende kracht voor die datum worden alleen opgelegd aan kwaadwillenden of degenen die een vóór 2025 gegeven aanwijzing niet in voldoende mate hebben opgevolgd.
Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden
Op 6 oktober 2023 is het wetsvoorstel Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Wetsvoorstel VBAR) ter internetconsultatie aangeboden. Het wetsvoorstel houdt een wijziging van de definitie van het begrip arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW in. Het voorstel introduceert hoofdelementen ter beoordeling of vaststelling van een arbeidsovereenkomst, te weten: Arbeid wordt verricht onder werkinhoudelijke of organisatorische aansturing door de werkgever en arbeid wordt niet voor eigen rekening en risico door de werknemer verricht.
Daarnaast introduceert het voorstel een wettelijk civielrechtelijk rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst op het moment dat er wordt gewerkt tegen een beloning van ten hoogste € 33 per uur. Nadrukkelijk is dit een civielrechtelijk rechtsvermoeden. De Belastingdienst, het UWV en de Nederlandse Arbeidsinspectie mogen dat vermoeden niet gebruiken om op die basis een dienstbetrekking aanwezig te achten. Dit vermoeden is niet aan de orde op het moment dat de werkende een natuurlijk persoon is die handelt in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep.
Het voorstel beoogt aan de ene kant schijnzelfstandigheid tegen te gaan en aan de andere kant de onduidelijkheid over de wijze waarop zonder arbeidsovereenkomst werk verricht kan worden, weg te nemen. SRA is van mening dat met dit wetsvoorstel deze beoogde doelen niet worden bereikt.
SRA heeft gereageerd op de internetconsultatie.
Op 3 juli 2024 is het wetsvoorstel voorgelegd voor Advies aan de Raad van State. In dit voorgelegde wetsvoorstel is het voorstel om in artikel 610, onder vernummering van het tweede tot vierde lid, na het eerste lid twee leden in te voegen, luidende:
2. Van arbeid verrichten in dienst van een werkgever als bedoeld in het eerste lid is sprake indien:
a. de arbeid wordt verricht onder werkinhoudelijke of organisatorische sturing door de werkgever, en;
b. de werknemer de arbeid niet voor eigen rekening en risico verricht, of de arbeid in mindere mate voor eigen rekening en risico verricht dan dat sprake is van sturing als bedoeld in onderdeel a.
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over:
a. wanneer sprake is van sturing door de werkgever, dan wel het voor eigen rekening en risico verrichten van de arbeid, bedoeld in lid 2, en;
b. de wijze waarop een arbeidsrelatie beoordeeld wordt ingeval in vergelijkbare mate sprake is van zowel sturing door de werkgever, als van het voor eigen rekening en risico verrichten van de arbeid.
Ook het wettelijk civielrechtelijk rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst op het moment dat er wordt gewerkt tegen een beloning van ten hoogste € 33 per uur, is opgenomen.
De Raad van State oordeelt dat bij de wetsvoorstellen om de arbeidsmarkt te hervormen een fundamentele aanpak ontbreekt (zie Fundamentele aanpak ontbreekt bij wetsvoorstellen om de arbeidsmarkt te hervormen, Raad van State, 11 november 2024).
Het streven is om de wet in het eerste kwartaal van 2025 in het Staatsblad te publiceren en in te laten gaan met ingang van 1 januari 2026.
Dossier arbeidsrelaties
SRA verzamelt alle ontwikkelingen rondom dit onderwerp in het Dossier Arbeidsrelaties. Verder zijn in dit dossier onder meer diverse informatiebronnen en hulpmiddelen opgenomen die kunnen helpen bij de beoordeling of sprake is van een dienstbetrekking of niet. Op 21 november 2024 is daaraan toegevoegd de praktijkhandreiking Einde moratorium handhaving Wet DBA. Daarnaast is een selectie van de rechtspraak opgenomen in het dossier.
Beoordeel arbeidsrelaties
SRA raadt haar leden aan in gesprek te gaan met hun klanten over de arbeidsrelaties en daarbij te beoordelen of mogelijk sprake is van (fictieve) dienstbetrekkingen in situaties die door de cliënt anders behandeld worden. Bij de beoordeling kunnen leden gebruikmaken van de praktijkhandreiking Einde moratorium handhaving Wet DBA en van verschillende informatiebronnen en hulpmiddelen.