Rentevergoeding
Over box 3 is vanaf het arrest van 24 december 2021 veel jurisprudentie verschenen. Een selectie van deze jurisprudentie treft u hier aan. In dit onderdeel zijn samenvattingen alsmede verwijzingen naar de jurisprudentie te vinden met betrekking tot de vraag of recht bestaat op rentevergoeding als de aanslag IB wordt verlaagd vanwege het krijgen van rechtsherstel.
De Hoge Raad, 6 juni 2024, 23/00771, ECLI:NL:HR:2024:756 heeft op 6 juni 2024 antwoord gegeven op de vraag of een belastingplichtige recht heeft op rentevergoeding als zijn aanslag IB is verlaagd omdat hij rechtsherstel heeft gekregen. De wet biedt geen mogelijkheid tot vergoeding van een dergelijke rente. Dat is in beginsel niet in strijd met het EVRM, aldus de Hoge Raad. Dit kan alleen anders zijn als bij berekening van de wettelijke rente over de belastingvermindering, deze wettelijke rente hoger is dan de belastingvermindering zelf.
Hierna is een selectie van rechtspraak opgenomen. Houd er rekening mee dat een deel hiervan is uitgesproken vóór het arrest van 6 juni 2024 en om die reden nog kan afwijken van het oordeel van de Hoge Raad op 6 en 14 juni 2024 en 2 augustus 2024.
Rechtspraak vanaf 6 juni 2024
- Gerechtshof Den Haag, 23 januari 2024, BK23-28, ECLI:NL:GHDHA:2024:335
Het gerechtshof kent belanghebbende met overeenkomstige toepassing van artikel 8:73 van de Awb een schadevergoeding toe over de periode tussen de datum van betaling van de in strijd met het EVRM geheven box 3-heffing en de datum van terugbetaling daarvan. De Hoge Raad, 2 augustus 2024, 24/00709, ECLI:NL:HR:2024:1087 vernietigt de beslissing van het gerechtshof om een rentevergoeding op basis van de rentevoet van artikel 30hb AWR toe te kennen onder verwijzing naar rechtsoverweging 3.3.7 van het arrest van 6 juni 2024 onder nummer 23/00653, ECLI:NL:HR:2024:705.
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 7 februari 2023, 21/01004, ECLI:NL:GHARL:2023:1110
In deze casus was niet in geschil dat het werkelijke rendement hoger was dan het rendement berekend conform het Besluit rechtsherstel box 3. Het gerechtshof berekent dat de grondslag voor de heffing in box 3 in deze casus € 861 lager is dan het werkelijke rendement over het vermogen. Dit resulteert in een lagere belastingheffing over het vermogen van € 258 (30% x € 861). Het gerechtshof oordeelt dat met deze lagere heffing in dit geval al rechtsherstel is geboden voor een eventuele strijdigheid van het systeem van berekenen van belastingrente (te weten dat in een geval als dit geen belastingrente wordt vergoed) met het EVRM. Het gerechtshof verwijst daarbij nog naar Hoge Raad, 10 december 2021, 20/02304, ECLI:NL:HR:2021:1748, rechtsoverweging 4.2.2. Tegen deze uitspraak is beroep in cassatie ingesteld, waarin de belanghebbende echter geen beroep instelt tegen het oordeel van het gerechtshof over de rentevergoeding. A-G M.R.T. Pauwels heeft in deze zaak, wel conclusie genomen (Conclusie A-G Pauwels, 22 december 2023, 23/00989, ECLI:NL:PHR:2023:1192 met gemeenschappelijke bijlage ECLI:NL:PHR:2023:1221). In de bijlage concludeert de A-G dat als het geboden rechtsherstel onvoldoende is om ook “the loss of value of money over time” te compenseren verder rechtsherstel kan plaatsvinden. Vrij vertaald moet een dusdanige compensatie worden gegeven dat herstel plaatsvindt naar de toestand die zou hebben bestaan zonder schending van het EVRM. Artikel 13 EVRM brengt met zich mee dat de belastingrechter dan wettelijke rente op grond van artikel 8:73 Awb kan vergoeden om in het rechtstekort te voorzien. De Hoge Raad, 6 juni 2024, 23/00989, ECLI:NL:HR:2024:813 verklaart het principale beroep in cassatie ongegrond en het incidentele beroep in cassatie , wegens gebrek aan belang, niet-ontvankelijk.
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17 januari 2023, 20/00258, 20/00259 en 21/00470, ECLI:NL:GHARL:2023:349
Zie de publicatie Rentevergoeding over te veel betaalde box 3-heffing (SRA-Nieuwsbank, 24 januari 2023). Tegen deze uitspraak is beroep in cassatie ingesteld. A-G M.R.T. Pauwels heeft in deze zaak conclusie genomen (Conclusie A-G Pauwels, 22 december 2023, 23/00771, ECLI:NL:PHR:2023:1191 met gemeenschappelijke bijlage ECLI:NL:PHR:2023:1221). In de bijlage concludeert de A-G dat als het geboden rechtsherstel onvoldoende is om ook “the loss of value of money over time” te compenseren verder rechtsherstel kan plaatsvinden. Vrij vertaald moet een dusdanige compensatie worden gegeven dat herstel plaatsvindt naar de toestand die zou hebben bestaan zonder schending van het EVRM. Artikel 13 EVRM brengt met zich mee dat de belastingrechter dan wettelijke rente op grond van artikel 8:73 Awb kan vergoeden om in het rechtstekort te voorzien. In de conclusie concludeert de A-G vervolgens dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden terecht rentevergoeding kon toekennen maar dat daarbij de wettelijke rente in plaats van het belastingrentepercentage als rentepercentage had moeten gelden. De Hoge Raad, 6 juni 2024, 23/00771, ECLI:NL:HR:2024:756 oordeelt dat de wet geen mogelijkheid biedt tot vergoeding van rente. Dat is in beginsel niet in strijd met het EVRM, aldus de Hoge Raad. Dit kan alleen anders zijn als bij berekening van de wettelijke rente over de belastingvermindering, deze wettelijke rente hoger is dan de belastingvermindering zelf. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond, vernietigt de uitspraak van het gerechtshof voor wat betreft de rentevergoeding en wijst het verzoek om rentevergoeding af.
- Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 2 november 2022, 20/00499, ECLI:NL:GHSHE:2022:3806
In deze uitspraak is het gerechtshof van oordeel dat het Besluit rechtsherstel box 3 (nu de Wet rechtsherstel box 3) onvoldoende rechtsherstel biedt, omdat het werkelijke rendement lager is. De bewijslast hiervan rust in beginsel op de belastingplichtige. De wijze waarop dit rendement berekend is, wordt uit de uitspraak niet duidelijk. Partijen zijn ter zitting namelijk de hoogte van het werkelijke rendement onderling overeengekomen. De staatssecretaris is in cassatie (nr. 22/04676). AG Pauwels heeft een conclusie in deze zaak genomen (Conclusie AG, 9 februari 2024, 22/04676, ECLI:NL:PHR:2024:133). De AG is van oordeel leidt de Wet rechtsherstel box 3 nog steeds tot een EVRM-schending als het werkelijk behaalde rendement hoger is dan het forfaitaire rendement van de wet. Het gerechtshof heeft naar het oordeel van de AG daarom terecht rechtsherstel verleend. Tot deze conclusie komt de AG mede aan de hand van zijn bevindingen in een bijlage bij de conclusie (Parket bij de Hoge Raad 9 februari 2024, ECLI:NL:PHR:2024:1) De AG geeft de Hoge Raad in overweging om het beroep in cassatie van de Staatssecretaris ongegrond te verklaren. De Hoge Raad, 6 juni 2024, 22/04676, ECLI:NL:HR:2024:704 verklaart het beroep in cassatie ongegrond en wijst het verzoek om rentevergoeding af.
Rechtspraak vóór 6 juni 2024
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 4 april 2024, BRE 212/5223, 21/5224 en 22/1498, ECLI:NL:RBZWB:2024:2188) en Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 4 april 2024, BRE 20/6587, ECLI:NL:RBZWB:2024:2191, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 4 april 2024, BRE 21/2661 en BRE 22/1399, ECLI:NL:RBZWB:2024:2189 en Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 4 april 2024, BRE 20/5918, ECLI:NL:RBZWB:2024:2190
De rechtbank kent belanghebbende daarom met overeenkomstige toepassing van artikel 8:73 van de Awb (oud) een schadevergoeding toe ter hoogte van de wettelijke rente over de periode tussen de datum van betaling van de in strijd met het EVRM geheven box 3-heffing en de datum van terugbetaling daarvan.
- Rechtbank Den Haag, 12 maart 2024, SGR 22/7044, ECLI:NL:RBDHA:2024:3877
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de belanghebbende recht heeft op een passende vergoeding van het rentenadeel dat hij als gevolg van de onverschuldigde betaling heeft gedaan nu tussen partijen niet in geschil is dat de box 3-heffing in strijd met het EVRM is geheven. De rechtbank kent deze vergoeding toe met toepassing van artikel 8:73 Awb.
- Rechtbank Den Haag, 11 mei 2023, AWB-20_2791, ECLI:NL:RBDHA:2023:6840
In deze uitspraak oordeelt de rechtbank dat de op rechtsherstel gerichte compensatie in beginsel dient aan te sluiten bij het werkelijk behaalde rendement. De bewijslast dat dit werkelijke rendement lager is dan het rendement berekend volgens het Besluit (of de Wet) rechtsherstel box 3 ligt in beginsel bij de belastingplichtige (de rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 2 november 2022, 20/00499, ECLI:NL:GHSHE:2022:3806. Voor de berekening van het werkelijke rendement gaat de rechtbank uit van het werkelijke rendement op de bank- en spaartegoeden en het forfaitaire rendement op de overige bezittingen omdat de belastingplichtige voor deze laatste categorie niet in het bewijs is geslaagd dat het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement.
De rechtbank oordeelt ook dat de belastingplichtige op grond van het Darby-arrest recht heeft op een passende vergoeding voor het verlies dat als gevolg van de onverschuldigde betaling van box 3-belasting is geleden. Voor de rentevoet en de periode waarover de rente berekend moet worden sluit de rechtbank aan bij de belastingrenteregeling (de rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17 januari 2023, 20/00258, 20/00259 en 21/00470, ECLI:NL:GHARL:2023:349. De rechtbank geeft ook nog aan dat een verwijzing naar de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 7 februari 2023, 21/01004, ECLI:NL:GHARL:2023:1110 het oordeel niet anders maakt omdat in die casus de belastingplichtige al voldoende gecompenseerd was omdat het bij rechtsherstel berekende rendement lager was dan het werkelijke rendement. In hoger beroep vermindert het Gerechtshof Den Haag, 21 februari 2024, BK-23/512, ECLI:NL:GHDHA:2024:273 het inkomen uit sparen en beleggen naar € 3.453. Dit bedrag is in overeenstemming met de door belanghebbenden aangevoerde berekeningswijze, die door de Inspecteur als zodanig niet is betwist. Verder kent het gerechtshof met toepassing van artikel 8:73 Awb een rentevergoeding toe waarbij voor de hoogte wordt aangesloten bij de wettelijke rente van artikel 6:119 BW. De periode van rentevergoeding vangt aan op de dag na die van betaling van de onverschuldigde box 3-heffing en eindigt op de dag voorafgaand aan die van terugbetaling.
- Rechtbank Gelderland, 24 februari 2023, 21/02717, ECLI:NL:RBGEL:2023:953
In deze uitspraak oordeelt de rechtbank dat op grond van artikel 30fe van de AWR geen belastingrente vergoed wordt over terugbetalingen van box 3-heffing. De rechtbank oordeelt verder dat aan de vraag of op andere gronden recht bestaat op rentevergoeding niet wordt toegekomen omdat in de verminderingsbeschikking geen voor bezwaar vatbare rentebeschikking is opgenomen (Hoge Raad, 28 januari 2022. ECLI:NL:HR:2022:89). Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld.
Contact
Neem voor meer informatie contact op met:
Bureau Vaktechniek
E vaktechniek@sra.nl
T 030 656 60 60