Kabinetsreactie op evaluatie fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen
Op 9 december 2022 heeft het kabinet gereageerd op de evaluatie van de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen. Het kabinet kiest er voor om de bedrijfsopvolgingsregelingen niet af te schaffen, maar waar nodig wel aan te passen. Naar de noodzaak en mogelijkheden daarvoor wordt nader onderzoek gedaan. De uitkomsten daarvan worden opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2024.
Op 25 mei 2022 is de door het CPB verrichte Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht naar de Tweede Kamer gezonden. Op 9 december 2022 heeft het kabinet op deze evaluatie gereageerd. In deze kabinetsreactie gaat het kabinet in op zijn ambitie inzake bedrijfsopvolging zoals opgenomen in het coalitieakkoord, de startnota en het voornemen uit de Miljoenennota 2023. Daarnaast geeft het kabinet een overzicht van nadere onderzoeken in de komende maanden om reële bedrijfsopvolging eerlijker en eenvoudiger te maken en oneigenlijk gebruik tegen te gaan.
Knelpunten en oneigenlijk gebruik
Doelstelling van de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen is voorkomen dat de continuïteit van een onderneming bij reële bedrijfsoverdrachten in gevaar komt door belastingheffing. Het kabinet staat nog steeds achter deze doelstelling en kiest er dan ook voor om de bedrijfsopvolgingsregelingen niet af te schaffen. Het kabinet acht het echter wel van groot belang dat knelpunten worden aangepakt. Niet alleen de knelpunten die de Belastingdienst betreft, maar ook de knelpunten die ondernemers ervaren. Verder wil het kabinet dat oneigenlijke situaties en oneigenlijk gebruik worden beperkt. De bedrijfsopvolgingsregelingen moeten eenvoudiger worden voor zowel de Belastingdienst als de gebruikers en daarmee beter uitvoerbaar en gemakkelijker toe te passen. De komende maanden onderzoekt het kabinet een aantal vragen om zo tot een oordeel te komen over de beste manier om de BOR en DSR verder aan te passen. Doel is onder meer eenvoudigere regels en minder juridische procedures.
Verhuurde onroerende zaken
Onderdeel van het beperken van oneigenlijke situaties en oneigenlijk gebruik is het in alle gevallen aanmerken van aan een derde verhuurde onroerende zaken als beleggingsvermogen voor zowel de bedrijfsopvolgingsregelingen in de schenk- en erfbelasting (hierna: BOR) als de doorschuifregelingen in de inkomstenbelasting (hierna: DSR). Onroerende zaken gebruikt voor de eigen bedrijfsuitoefening blijven wel tot het ondernemingsvermogen horen. De precieze uitwerking van deze maatregel zal deel uitmaken van het wetsvoorstel Belastingplan 2024.
Baby-bv’s
Het kabinet onderzoekt verder mogelijkheden voor nieuw beleid om constructies met baby-bv’s (waarbij toekomstige schenk- of erfbelasting wordt voorkomen of verminderd) aan te pakken. Dit onderzoek loopt mee in het onderzoek naar opmerkelijke belastingconstructies.
Vragen waar nader onderzoek naar wordt verricht
Het onderzoek dat verdere invulling moet geven aan de eventuele aanpassingen die worden opgenomen in het Belastingplan 2024 omvat de volgende vragen:
- Hoe kan een beter onderscheid worden gemaakt tussen ondernemings- en beleggingsvermogen voor de BOR en DSR (naast het wettelijk aanmerken van aan derden verhuurd vastgoed als beleggingsvermogen in de BOR en de DSR)?
- Kan de toegang tot de DSR en BOR beperkt worden tot reguliere aandelen waarmee daadwerkelijk ondernemingsrisico wordt gelopen, bijvoorbeeld reguliere aandelen met een stemrecht? En hoe kunnen deze aandelen worden gedefinieerd?
- Is het wenselijk om de dienstbetrekkingseis in de DSR te laten vervallen dan wel anders vorm te geven?
- Is het mogelijk om de huidige bezits- en voortzettingseis in de BOR zodanig aan te passen dat deze positiever uitpakken voor de flexibiliteit van ondernemingen (wijziging ondernemingsactiviteiten) waarbij alleen reële bedrijfsopvolgingen in aanmerking komen?
- Is het mogelijk om toepassing van de DSR en BOR te beperken tot een eenmalige toepassing, zodat het meermaals gebruikmaken voor dezelfde onderneming tussen dezelfde personen niet mogelijk is (BOR-carrousel)?
- Kan navolging gegeven worden aan de aanbevelingen die het CPB doet om het gebruik van de doorschuifregelingen beter te registreren en in aangiftes op te nemen?
- Welke beleidsopties die het CPB geeft voor een doelmatiger regeling zijn wenselijk?
- Welke knelpunten in de uitvoering die de Belastingdienst heeft gesignaleerd kunnen verholpen worden?
- Welke knelpunten in de uitvoering die ondernemers signaleren kunnen verholpen worden?
- Wat is de verdeling van het ondernemings- en beleggingsvermogen in de BOR?